We hadden onze zinnen gezet op Birma. Cambodja ed. konden
nog wel even wachten. Birma werd iets opener en er is nog geen massa toerisme.
Na een korte vlucht uit Bangkok arriveerden we op Yangon
international airport, een mega groot en nieuw vliegveld. We waren gewaarschuwd
dat de taxi’s in Birma enorm aftands waren en dat ze vaker kapot gingen dan je
naar je bestemming te brengen. Met deze fijne gedachte gingen we op weg naar
ons hotel. Gelukkig bleek het taxi verhaal niet waar te zijn, in ieder geval
niet voor ons, wij hadden in de Pacific nog veel erger als standaard
meegemaakt.
Onze reis zou eerst bestaan uit steden, namelijk Yangon
(Rangoon) en Mandalay, en daarna zouden we meer het platteland op reizen. Wij
waren benieuwd.
De steden waren zoals we ze gezien hadden in India. Vies,
overbevolkt, kapotte wegen en veel armoede. Weinig winkels, veel
straatstalletjes. Alleen er was 1 heel groot verschil met India, hier waren de
mensen oprecht aardig en waren ze er niet continue op uit om je te naaien.
Na alle bezienswaardigheden in Yangon gezien te hebben, werd
het tijd om met het vliegtuig naar Mandalay te vliegen. De binnenlandse
vluchten staan hier niet zo goed aangeschreven. Alle maatschappijen staan op de
zwarte lijst en de safety records zijn niet zo best. Wij waren benieuwd, we
hadden het thuisfront hier maar niet over verteld.
Uiteindelijk, na 2 uur vertraging, hadden we een prima
vlucht in een ATR naar Mandalay en we zijn ook nog veilig geland. Met een
shared taxi hebben we eerst 2 uur door Mandalay gereden en mensen thuis afgezet
nadat wij als laatste bij ons hotel werden afgezet. Ook dat duurde even want de
chauffeur had ons eerst naar twee andere hotels gebracht.
Het hotel in Mandalay was iets minder Spartaans dan de
vorige en het werd ons uitvalsbasis van onze wandelingetjes door de stad. Er
zijn veel bezienswaardigheden in Mandalay maar wij hebben onze tijd vooraal
besteed met wandelingetjes door de stad en te zien hoe de mensen in deze stad
leven.
Van Mandalay gingen we naar Bagan. Niet met het vliegtuig,
niet met de boot of bus maar met een auto met chauffeur. Het is een huurauto
waar je een chauffeur bij krijgt aangezien je als buitenlander niet in dit land
mag rijden. Ook mag je geen seks hebben in de land, mits je getrouwd bent. De
straf: gevangenisstraf. Nu snappen jullie waarom wij voor onze reis getrouwd
zijn.. Enfin, we gingen met onze chauffeur op stap. We waren bijna de stad uit
toen allemaal brandweerwagens uit 1910 ons voorbij stuifden. En toen we
achterom keken was er 1 grote rookwolk. Nu zijn we onderhand wel gewend dat er
altijd een kleine (natuur)ramp in een plaats ontstaat als we weg zijn maar onze
chauffeur begon te draaien op de stoel en al snel kwamen we er achter dat zijn
woonbuurt in de fik stond. We hebben hem maar gevraagd of hij wou kijken of
zijn familie oké was en voordat we het wisten gingen ook wij met een bloedvaart
achter de prehistorische bluswagens aan. Gelukkig was zin familie oké en konden
we nogmaals de stad doorkruizen voordat we op de surrealistische snelweg
kwamen. Deze snelweg is een aantal jaren geleden op een niet zo democratisch
prettige manier aangelegd en doorkuist het land. Weinig mensen maken er gebruik
van dus je hebt een lege weg met 6 banen.
Gelukkig en helaas ging de weg niet geheel naar Bagan en
even later zaten we op slingerende en hobbelende weggetjes over het platteland
naar Bagan. Onderweg hadden we nog even gestopt voor een kleine lunch waar de
lokale bevolking nogal van onder de indruk was en hun spullen lieten liggen om
naar 2 etende blanken te kijken. En dan vooral het haar van
Anna…..GOUD!!!!...en de birmezen zijn al zo dol op goud (zie al hun pagodes
enz). Later bleek dat sommige mensen zelfs in trans raakten van Anna haar haar.
Erg grappig. Maar goed, uiteindelijk kwamen we aan in Old Bagan, midden tussen
de tempels. Het hotel was ook uit de koloniale tijdperk en goed onderhouden. We
waren even prins en prinses van Bagan….maar ook Hollanders dus na een paar
minuten zaten wij op de fiets om als idioten over de onverharde wegen te crossen
van tempel naar tempel.
Bagan is geweldig! Er waren vrijwel geen toeristen en omdat
het zo een groot gebied is, waan je je vaak alleen in dit mooie landschap. En
dan komt de ontdekkingreiziger in je boven en klim je alle kleine tempelingangetjes
in en zoek je naar geheime gangetjes die je naar het dak van de tempel brengt.
En vanaf daar kan je weer genieten van het mooie uitzicht. Wel zijn er een
aantal moeilijkheidsfactoren: je kan niet te dik zijn, want dan kom je vast te
zitten en geen schoenen aan! Dus lekker door de vleermuizen en vogel poep op je
blote voetjes. Maar even zonder dollen, Bagan was geweldig! Een
sprookjeslandschap waarvan ik was
overtuigd dat het niet meer op aarde bestond en nu heb ik het gevonden..een
plek die ik niet snel zal vergeten.
Maar goed, ook aan alle leuke dingen komt een einde dus we
gingen weer op pad. Nu naar Mount Popa. Een klooster op een hele hoge rots. Ik
had er zin in. Helaas werd het een teleurstelling. De rost lag in de mist en
het klooster (en de 1000 trappen er naartoe) werden geterroriseerd door apen.
Laat ik jullie allemaal 1 ding vertellen: aapjes zijn NIET lief. Het zijn
vieze, jattende k*tbeesten die graag bijten en krabben. De trappen waren
kompleet bedekt met apenstront (en je moest op blote voeten naar boven) en je
werd continue aangevallen door deze schijtende wezens…
ik vond het niet zo’n
leuk kloosterbezoekje en ik voelde het Ebola virus figuurlijk via mijn met
apenstront bedekte voetjes naar boven trekken. Een geweldige plek om smetvrees
op te lopen.
Gelukkig gingen we ook weer bij Mount Popa weg en reden we
nog 5 uur over onverharde wegen naar een bergdorpje Kalaw. Eenmaal daar
aangekomen had ik een uitroeiplan voor apen bedacht en was de temperatuur
veranderd van lekker warm naar koud. Kalaw is een bergdorpje op ongeveer 1500
meter. Er is niks in de gehele omgeving maar het is 1 groot vakantiedorp uit de
koloniale tijd. Wat bleek, toen het land geregeerd werd door de Britten, konden
deze engelsen niet zo goed tegen de Birmaanse hitte en dus gingen ze vaak even
op vakantie naar Kalaw, een bergdorpje waar ze konden afkoelen en luieren….dat
hebben wij dus ook maar gedaan.
Na 2 dagen het gevoel gehad te hebben dat we in Zwitserland zaten en onze gesprekken
altijd weer eindigden over wintersport, werd het tijd om onze (tropen)kleding
in te pakken en onze denkbeeldige ski’s te laten staan en weer op pad te gaan.
Na een kwartiertje werden de wegen steeds moddiger en smaller en bevonden we
ons op het platteland waar nog heel veel bergstammen leven van de akkerbouw.
Niet op de westerse manier maar gewoon met os en wagen of waterbuffel en wagen
en soms ook met paard en wagen. Later gedurende onze reis kwamen we er achter
dat ze de wegen ook asfalteren met de hand….monnikenweg..wel toepasselijk in
dit groot boeddhistisch land.
Enfin, natuurlijk had ons tripje over het platteland ook een
doel. We waren op weg naar Pindaya caves. Een grottenstelsel met honderden Boeddha
beeldjes. Eenmaal daar was er geen bezoekers te bekennen en konden wij dwalen
door het ondergrondse Boeddha doolhof! Erg mooi en mystiek maar ik kon mij toch
niet aan de indruk onttrekken dat de monniken van het bijgelegen klooster wel
erg aan het vervelen waren toen hun plan tot de grot tempel bij hun opkwam en
uitvoerden. Maar dat ten zijde.
Na de grotten gingen we weer op pad, nu naar Inle Lake. Een
meer in de bergen die bij de toeristen erg aantrekkelijk is. Aangezien er
verder niks te zien was, hadden we maar als echte toeristen een bootje voor de
volgende dag gehuurd om het meer op te gaan.
Dus de volgende dag gingen we met twee tieners als
bootsmannen, op pad. Al snel kwamen we er achter dat deze jongemannen op
commissiebasis werken en we gingen van het ene weverijtje naar de volgende zilversmid,
enz. Uiteindelijk werden ze wel een beetje sip want we kochten niks en we
vroegen hun ook nog of ze ons niet bij elk dingetje wilden afzetten. Nadat ze
helemaal het idee hadden dat we er niks aan vonden, gingen we naar het klooster
van de springende katten. De kers op de taart. Helaas waren de katten met lunchpauze
en hadden we geen zin om langer te wachten. Het zelfvertrouwen van de twee
bootsjongens was copleet weg en al zwijgend (wij genietend van de omgeving)
voerden we weer terug naar het dorp.
Eenmaal daar hebben we de jongens een dikke fooi gegeven. Ze
waren compleet verrast. Ja, jongens soms is een tip meer dan die stomme
commissies. Daarnaast was het vrijdag en ik denk dat de jongens een leuke avond
hebben gehad. Wij hebben ze de volgende ochtend in ieder geval niet gezien.
De volgende dag werd
het tijd om weer een luchtvaartmaatschappijtje te trotseren en na een vluchtje
van een uurtje in wederom een ATR waren we weer terug in yangon. De volgende
dag vlogen we weer terug naar Bangkok
Myanmar of Birma, net hoe je het wil noemen, is een
bijzonder land met nog heel veel onontdekte juweeltjes. Ik hoop dat Birma nog
lang zo blijft en dat het komende massatoerisme niet de charme van het land
ontneemt.
Anna