Daar zaten we dan. Voor de zoveelste keer op Air Pacific
te wachten. Van alle vluchten die we met Air Patheti hebben gehad zijn er
precies nul op tijd vertrokken. Deze keer ging hij zelfs niet op de dag dat hij
zou moeten gaan maar pas de volgende dag. Nu hadden we wel het geluk dat de
vlucht om 23.58 zou vertrekken en nu om 1.58 maar goed, toch twee uur vertraging.
Uiteindelijk toch aan boord gegaan en konden we los richting Christmas Island.
Christmas
Island is weer één van die plaatsen op de wereld die helemaal nergens over
gaan. Waarom wij er dan ook naar toe moesten ontging mij dan ook volkomen. Het
zal er wel mee te maken gehad hebben dat het het verst weg lag van alles in de
grote oceaan en ook nog precies in het midden. Als je Christmas Island opzoekt
in Google Earth en het dan precies in het midden van je beeldscherm brengt zie
je alleen aan de randen nog wat land liggen de rest is water. Zo hebben wij het
ook gevonden. Als je vervolgens inzoomt dan zie je een vliegveld liggen en waar
vliegvelden liggen komen vliegtuigen leek ons en dus kan je er komen. Zo
gezegd, zo gedaan.
Groot
is Christmas Island niet, maar wel de grootste in zijn soort. Het is een atol
en die zijn over het algemeen redelijk klein. Christmas Island is echter het
grootste atol ter wereld. Het werd ontdekt door Captain Cook tijdens een
kerstavond in de tijd dat hij het daar erg druk mee had. Ik moet zeggen dat ik
het me altijd heb afgevraagd hoe dat gegaan moet zijn voor de locals. Staat er
opeens een lijpe Engelsman op je strand te blaten dat hij je ontdekt heeft.
Kijk je elkaar aan met een gezicht van “Ik ben hier al een tijdje hoor”.
Persoonlijk zou ik trouwens onmiddellijk claimen dat ik Captain Cook ontdekt
zou hebben en dat zijn schip dus nu van mij was, maar dat terzijde. Captain
Cook was echter redelijk teleurgesteld want hij was inderdaad één van de eerste
zo niet de eerste mens die dit eiland ontdekt had en blijkbaar heb je niets aan
je ontdekking als er niet iemand is op zo’n eiland. Uit archeologisch onderzoek
is echter gebleken dat er inderdaad nooit een mens heeft gewoond voordat Cook
en zijn kornuiten voet aan wal zette. Veel had hij daar niet aan want het
eiland was economisch gezien waardeloos. Er groeide vrijwel niets, het is zo
plat als Nederland en er waren zelfs niet genoeg vogels om guano in winbare
proporties te produceren. Jarenlang is er dan ook geen fluit met het eiland
gedaan. Ergens in de 19e eeuw is er een pater geweest die met een
aantal Gilbertanen een kokosplantage getracht heeft op te zetten maar die ging
in eerste instantie ten onder aan droogte en de zoute wind die over het eiland
waait. Later is het nog wel enigszins gelukt maar tot de tweede wereldoorlog is
het eiland zo goed als onbewoond geweest. En t oen kwamen de Britten. Ineens hadden zij en de Amerikanen wel
interesse voor het eiland. Ze hadden namelijk een nieuw speeltje, de
waterstofbom de grote broer van de atoombom. En wat is er nou leuker omdat te
testen in een gebied waar toch niemand woont.
Het eiland werd voorzien van een uitstekend
infrastructuur en maar liefst twee vliegvelden, het feest kon beginnen. Na een
tijdje begon dit ook weer te vervelen en nadat een wat te enthousiaste bom een
deel van infrastructuur wegblies gaven ze er in 1962 de brui aan. Een deel van
het personeel dat was geïmporteerd van andere eilanden is er blijven wonen en
vormt de huidige bevolking.
Intussen
waren we geland op Kiritimati, zoals het eiland tegenwoordig heet. Je spreekt
het uit als Kiritimas wat weer een verbastering is van Christmas. De locals
wilden het zelf een naam geven maar waren blijkbaar niet erg geïnspireerd. De
landing was er één die weer interessant te noemen was. Deze keer niet door
turbulentie of andere weer fenomenen. De landingsbaan verkeerde echter in een
vergaande staat van ontbinding. Sinds de Britten weg waren gegaan was er nooit
meer wat aan gedaan. Zo kwam het ook wel eens voor dat de piloot de landing
daar niet zag zitten en dan gewoon doorvloog naar Honolulu. De locals en soms
expats teleurgesteld op de grond achterlatend.
Wij hadden geluk en waren wel geland. Al snel diende zich een andere
probleem aan. We gingen er vanuit dat wel ergens zouden kunnen slapen aangezien
er redelijk wat accommodaties op het eiland waren. Ze waren echter net begonnen
met het opknappen van de landingsbaan en dat werd voornamelijk door expats
gedaan. Het enige echte hotel op het eiland zat dus vol en de rest van de
accommodaties werd gevuld door fishermen, vissers. Een soort toeristen die hier
uitsluitend kwamen om te vissen. Hier zit de zee nog vol met vis en niet van die kleine ook. Alles
onder de 50 kilo wordt hier is als klein beschouwd. Voor ons betekende dit
echter dat we een probleem hadden. Te meer dat er hier maar één keer in de week
een vliegtuig land en daar waren wij net uitgestapt.
Gelukkig was er een Aussie die blijkbaar in de gaten had
dat we een probleempje hadden. Hij was ook een fishermen en tezamen met zijn
collega’s hadden ze een resortje, Ikari House, afgehuurd. Hij bood aan dat we
met hem meegingen en dan wel zouden zien hoe we het probleem op zouden lossen.
Daar hadden wij dan weer geen problemen mee en nadat we aan waren gekomen
besloten de fishermen een kamer op te geven door met meer mensen in de andere
kamers te gaan slapen. Zo kwam er een kamer vrij en hadden wij dus ook een
kamer. Problemen zijn er om opgelost te worden zeg ik dan maar.
De volgende dag kwam er een volgend probleem aan het
licht. Wij waren namelijk geen fishermen en wat moest je dan doen op een eiland.
Jacob, de eigenaar van Ikari House, had het er een beetje moeilijk mee. De
enige toeristen die op het eiland kwamen waren fishermen en wij hadden geen zin
om te gaan vissen. Nu zat hij met het probleem dat hij een stel toeristen moest
gaan vermaken. Wij vonden van niet en zo was ook dit probleem weer opgelost.
Het ging hem echter volkomen boven zijn pet wat we dan op het eiland moesten
doen. We vertelde hem dat we een auto
nodig hadden en er dan wel uit zouden komen.
De
volgende dag had Jacob een auto voor ons geregeld en wij zouden wel eens kijken
wat er allemaal te doen was op het eiland. En na een dag rondrijden wisten we
het. Jacob had gelijk, op het eiland was helemaal niets te doen, niets dat niet
leuk was. Sterker het eiland was bomvol (met enigszins de nadruk op bom) met
dingen waar toeristen door aangetrokken worden. Maar blijkbaar had niemand dat
nog door. Het eiland had prachtige stranden om te zonnen en alle andere dingen
die je kan doen op een strand. Je kan de overblijfselen van de bomtesten gaan
bekijken die nog genoeg aanwezig waren. Je kan er blowkarten op de
landingsbaan, er komt tenslotte maar één keer per week een vliegtuig en dat is
altijd op woensdag. Verder kan je er snorkelen, natuurparken bezoeken, zwemmen
in de lagoon, wadlopen op de flats, birdwatching. Een bezoek aan de
copraplantage of de plaatselijke brouwerij of gewoon met een stel locals honing
plunderen uit een bijenkolonie in een hole palmboom en vervolgens rennen voor
je leven omdat de bijen dit geen grap vinden.
Het is maar een handvol van de
dingen die je kan doen want er zijn nog veel meer dingen te doen. Die avond
vertelde we onze bevindingen aan de fishermen en aan Jacob. De fishermen
overwogen zelfs even om een paar dagen niet
te gaan vissen en met ons mee te gaan en Jacob, welke een echte zakenman
is, zag ineens veel mogelijkheden voor de toekomst. Jacob is namelijk zo’n
beetje de enige entrepreneur op Christmas Island en heeft ongeveer de helft van
de zaken op het eiland zijn in handen. De andere helft is van de kerken en de
overheid en laat Jacob nou ook een godvrezend man zijn en lid van het parlement
van Kiribati. Het kan geen toeval zijn.
De
eerste week hebben we doorgebracht met snorkelen, tripjes en zijn we een keer
gaan duiken. Dat laatste bleek een beetje een avontuur te gaan worden.
Aangezien wij de enige toeristen op het eiland waren en dus zeker de enige
sportduikers was het wat moeilijk om aan apparatuur en een gids te komen.
Gelukkig waren er beroepsduikers op het eiland. Zij verdienen hun brood door zeeaquariumvissen
te vangen die erg zeldzaam en een aantal daarvan zelfs endemisch zijn voor
Christmas Island. Deze brengen bakken met geld op en laat Jacob nou ook dit
handeltje in handen hebben. Ongevaarlijk is dit niet omdat de meest zeldzame en
dus meest waardevolle op grote diepte voorkomen. Uit verhalen van Jacob hadden
we al begrepen dat hierbij wel eens een duiker omkwam.
De apparatuur die we toegewezen kregen was van dusdanige
belabberde kwaliteit dat het volkomen onverantwoordelijk was om hiermee het
water in te gaan. We waren intussen wel wat gewend en besloten het erop te
wagen. Het eerste duikje verliep dan ook niet erg voorspoedig. Onze apparatuur
lekte aan alle kanten en zo nu en dan stopte onze automaat met lucht geven wat
onder water enigszins een benauwd gevoel te weeg brengt. Zeker als het langer
dan 20 seconden duurt. Een paar fikse klappen op het automaat verhielp het
probleem meestal wel en anders kon ik altijd een paar teugjes lucht bij Anna
halen of visa versa. Doordat echter overal lucht ontsnapte konden we niet
langer dan 30 minuten onder water blijven omdat dan onze lucht al op was. Dit
tot grote opluchting van onze gids want die was er onder water achter gekomen
dat zijn luchtmeter kapot was en hij dus helemaal niet kon zien hoeveel lucht
hij nog had. Anna vond het ook niet erg want veel van haar lucht lekte in haar
trimvest zodat ze steeds bezig was tegen een ballonopstijging te vechten. Dat weerhield ons natuurlijk niet om een
tweede keer een duikje te ondernemen. Een aantal problemen waren verholpen zodat de tweede
duik veel rustiger en dus langer verliep.
Na
een week was het voor de fishermen tijd om naar huis te gaan. Aangezien
iedereen hier altijd op woensdag aankomt of weggaat wordt er dinsdag avond een
uitgebreid afscheidsfeest gegeven. Ditmaal werd dit gecombineerd met een andere
resortje waar ook fishermen zaten.
’s Avonds togen we
met alle Aussie fishermen naar het resortje dat Crystal Beach heet. De
fishermen daar bestonden enkel uit Japanse fishermen. Japanners zijn grappig.
Het werd dus een grappige avond en helemaal toen één van
de Aussie fishermen zijn kaarttrucs weer eens liet zien. De Jappen houden wel
van een leuke show en wij vonden de Jappen weer leuk om naar te kijken. Al met
al een geslaagde avond dus. Temeer omdat we nu niet eens vis of kip te eten
kregen maar varken alla Obelix stijl.
De
volgende dag hebben we de Aussie en Jappen uitgezwaaid en een nieuwe Jap
ingezwaaid. Deze keer een vrouwelijke, zij was helemaal niet grappig.
We
besloten nog één nachtje bij Jacob te blijven om dan naar een ander hotel te
gaan. Dit hotel heette toepasselijk het Captain Cook Hotel. Dit was vroeger, in
de tijd van de Britten, Main Kamp. Het centrale kamp waar vandaan de bomproeven
gecoördineerd werden. Dit hotel zat vol met expats die aan de landingsbaan
werkten maar er was nog een kamertje vrij gekomen en dus konden we daar de rest
van de week blijven. Dat die expats daar waren bracht ook een aantal voordelen
met zich mee. Als toerist is er genoeg te doen op het eiland maar als je er een
paar weken bent geweest dan gaat het toch redelijk vervelen. De expats hadden
dus zo hun eigen manieren om zichzelf te vermaken en wij mochten daar van mee profiteren.
Zo hadden ze op een avond een mega-bbq georganiseerd omdat een bepaald deel van
de landingsbaan was afgekomen en wij waren ook uitgenodigd. Het vlees werd
simpelweg ingevlogen vanuit Hawaï dus hadden wij ook weer eens lekker vlees en
een leuke avond.
Ook hadden ze om zichzelf te vermaken een “luxeplek”
gemaakt. Aan de lagoon hadden ze een mooi stuk strand uitgezocht, vervolgens
een deel van de zee uitgegraven wat dienst deed als zwembad. Wat terrasjes en
open huisjes gebouwd . Toiletten, een bar en een bbq neergezet en vervolgens de
boel omheind. “VIP only” stond er boven de ingang. Wij waren meer dan welkom en
als de expats aan het werk waren hadden wij het rijk alleen. Je keek uit over
een prachtige blauwe lagoon en kon als je zin had één van de kayaks pakken die
de expats er ook hadden liggen om zo de lagoon en de flats te gaan ontdekken.
De flats zijn een soort wadden alleen dan geen bruin zand maar spierwit koraal
zand. Het licht was er zo intens dat als je geen zonnebril zou dragen je binnen
een half uur sneeuwblind zou worden bij 35 graden celcius.
De flats waren grappig, net als de Japanners, behalve dan
die Japanse vrouw. De flats waren de kraamkamer van de zee om zo maar te
zeggen. Alles wat er in de oceaan zwemt wordt hier geboren. Je komt er van
alles tegen in miniformaat. Haaitjes, rogjes en ook zagen we een klein
blowvisje. Deze schrok zo van ons dat hij zich ineens opblies om ons af te
schrikken maar daarbij een belletje lucht inslikte. Het arme dier kwam onderste
boven te hangen en wij konden duidelijk een bel in zijn buikje zien zitten die
groot genoeg was om zijn evenwicht degelijk te verstoren. Na een luide boer,
voor zo’n klein visje,(wij hoorden niets, maar hij vond van wel) kreeg het
beestje weer zijn normale formaat terug en ging er vandoor.
Onze
tweede week was zo goed als over en zoals de traditie op Christmas Island
voorschrijft werd er op dinsdag avond weer een feest gegeven voor de
vertrekkende toeristen. Nu waren wij de enige twee overgebleven toeristen in
het Cook Hotel dus dat zou wat een summier feestjeworden, vonden ze in het Cook hotel, daarnaast zouden
we dan met zijn tweeën een heel varken op moeten eten wat ons toch wat te
gortig leek. Besloten werd dan ook om, tot grote vreugde van hun, alle expats
uit te nodigen. Die wisten na een week werken op de landingsbaan wel wat ze aan
moesten met een varken alla Obelix stijl. Op woensdag konden ze trouwens
sowieso weinig doen aan de landingsbaan aangezien dan het enige vliegtuig moest
landen. Het werd weer een groot feest met een aantal lokale muziek optredens
waarvan er één zelfs goed te noemen viel. Het betrof een clubje van de lokale
kerkelijke gemeenschap die hadden uitgevonden dat als ze met hun slippers een
klap gaven op een pvc pijp er een leuk geluid uitkwam
. Zaag je vervolgens een
reeks pvc buizen op verschillende lengtes net als een panfluit dan heb je een
leuk instrument. Ze deden het optreden in aflopen leeftijd. Eerst een stel
bejaarden en dan aflopend tot een aantal kleuters met een hun slippers achter
de mega-panfluiten te zetten. Een vermakelijk optreden, dat wel.
De
volgende dag zou het vliegtuig om 16.00 vertrekken. Het was weer Air Pacific
dus we vroegen ons af hoe laat we echt zouden gaan. Rond twaalf uur hoorden we
dat we al om 13.00 op het vliegveld moesten zijn omdat het vliegtuig om 15.00 al
zou vertrekken. Om 16.30 stegen we op draaiden we nog één maal over Christmas
Island en vertrokken weer richting Fiji.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten