Honiara
We waren nog in Fiji, bij
Mama’s. We liepen bij de buren aka The Smugglers naar binnen om onze was te
doen omdat we wel verwacht hadden dat we dat de komende maand niet meer zouden
kunnen doen. In The Smugglers was ook een klein winkeltje, typisch zo’n resort
winkeltje waar ze van alles verkopen dat je thuis links laat liggen. Hier
vonden we een kleinood. Een krijtje van geen betekenis op het eerste gezicht.
Het betrof een stukje kalkkrijt dat je wel kent van vroeger en als je kinderen
hebt waarschijnlijk van nu. Je kan het gebruiken om tekeningen te maken op
allerlei ondergronden. Hier hadden ze er één of ander vergif aan toegevoegd
waar kakkerlakken ter plaatse dood van neervallen. We hebben het maar gekocht,
het zou altijd van pas kunnen komen niet waar?
Het was 8 uur in de ochtend de
volgende dag. We stonden op Nadi airport om in te checken voor onze vlucht naar
de Solomon Islands. We hadden verwacht dat Air Pacific weer eens mega te laat
zou zijn maar tot onze verwondering was de vlucht precies op tijd. Een unicum.
We checkten in en namen plaats. Na een rustige vlucht van ongeveer 4 uur landen
we op de Solomon Islands. Nou ja, landen. Het was meer van we zijn er en laat
hem nu maar uit de lucht vallen.
We liepen de luchthaven in en
na een half uurtje stonden we buiten. We hadden een slaapplaats geregeld bij de
Raintree Café. Tot onze verbazing werden we opgehaald en geëscorteerd naar de
taxi. We reden vervolgens door Honiara, de hoofdplaats van de Solomons,
waarover we zowel positieve als negatieve berichten hadden gehoord. Op het
eerste gezicht verschilde het niet veel van menig derde wereld stad ergens
anders in de wereld. Het had misschien nog wel het meeste weg van een stad in
Afrika. Veel marktjes en kleine winkeltjes en natuurlijk overal rotzooi.
Na een korte rit kwamen we aan
bij de Raintree. Het lag midden in een krotten wijk net buiten Honiara, maar
wel aan het water. Waar overigens net zoveel rotzooi in dreef als op straat
lag. Via internet waren we al een beetje gewaarschuwd voor de Raintree. Echter
toen we incheckten zag het er allemaal wat donker maar netje uit. We hadden een
kamer, een keuken en een badkamer. Alles was redelijk schoon alleen viel de
stroom regelmatig uit. Wel verkochten ze er heerlijke pizza’s, beter dan menig
Italiaan in Nederland. Na een goed diner besloten we naar bed te gaan. Het was
intussen donker en daarmee kwam er een hele nieuwe wereld tot leven. Daar
kwamen we achter toen we in onze kamer terug kwamen. Het stikte er werkelijk
van de kakkerlakken en van de megaratten, al kwamen we achter die ratten pas
later. Als voorzorg pakten we ons krijtje uit Fiji en besloten daar waar nodig
was lijnen op de vloer te tekenen zodat de kakkerlakken ons niet konden
bereiken. De volgende dag zagen we dat dit niet voor niet was geweest. We
hadden bijna een kruiwagen nodig om alle kakkerlak lijken te verwijderen. Ook
waren we ’s nachts enkele keren wakker geworden van grote katten die door onze
kamer renden. Toen we echter het licht aan deden bleken dit geen katten, maar
enorme ratten te zijn.

Seghe
De volgende dag stapten we om
13.00 in een taxi die ons van Honiara naar de Domestic Terminal zou brengen.
Hier vandaan vertrokken de binnenlandse vluchten naar de verschillende eilanden
en wij moesten tenslotte naar zo’n eilandje. Toen we de luchthaven aankwamen
bleek onze vlucht een uurtje vertraagd te zijn. We waren intussen wel wat
gewend en dat was dus geen probleem. Later kwamen we erachter dat we eigenlijk
enorm geluk hadden gehad. Air Solomon vliegt namelijk niet op bepaalde tijden.
Alleen op bepaalde dagen zoals we later uit zouden vinden.
Na een korte tijd gewacht te
hebben stapten we in het vliegtuigje. We zouden aanvankelijk met een groter
vliegtuig gaan, een Dash-8, maar die was gecrasht dus werden we in een Twin
Otter gepropt die waarschijnlijk nog dienst had gedaan in de tweede
wereldoorlog. Nadat we opgestegen waren
hadden we goed zicht op het inflight entertainment system, de cockpit.
Duidelijk was dat de meest cruciale systemen, de piloten, werkten. Na een
kleine uurtje en zonder problemen kwamen we aan in Seghe. Dit bleek uit niet
meer te bestaan dan een graslandingsbaan, een marktje en een aanleg steiger
voor boten.

Bij Matikuri aangekomen bleek
dit te bestaan uit een groot centraal huis met een enorme veranda over de zee,
een drietal bungalows met ook een enorme veranda over de zee en een soort dorm. We bleken niet de enige toeristen
te zijn. Er was nog een Australische Couple. De enige twee toeristen die we
tegen zouden komen in de Solomons. Onze bungalow was primitief maar prima.
Lekker ruim en helemaal boven het water. Dit betekend dat er weinig tot geen
ongedierte zou zitten en dat was ook wel weer eens leuk voor een verandering.
Rond etenstijd gingen we naar
het hoofdhuis om daar eens wat te eten. De etenstijden waren prettig geregeld
hier. Ontbijt was ’s ochtends. Lunch was tussen de middag en avondeten was ’s
avonds om half acht, of wanneer het uitkwam. We spraken wat met het Australische
Couple en kwamen er zo achter dat er elke avond gekaart werd. Een spelletje dat
Locker genoemd werd. Heel erg simpel en inderdaad, ’s avonds vonden wij onszelf
aan een spelletje Locker. Na twee dagen ging het Couple weer terug naar huis en
hadden we het eiland voor onszelf. Zij hadden de vlucht van 15.00 die middag,
dus ze werden om 09.00 door Ben naar het vliegtuig gebracht en vlogen om 11.00
terug naar Honiara. Zo ging dat met Air Solomon.


De locals hadden ons
voorgesteld om de volgende dag echt te gaan vissen, vissen zoals als zij dat doen.
Ons leek het een prima plan. Vissen
wordt hier gedaan op drie manieren. Trawling, de boot varende houden en
daarachter een lijntje houden met aas net zolang tot er een vis bijt. Fishing,
een lijntje uitgooien met aas als de boot stil ligt en dan maar hengelen.
Diving, met een speer en snorkels het water in gaan en dan op jacht naar
kreeften. Ze hebben ook verschillende tijden wanneer je welke gaat doen.
Trawling, einde van de middag. Fishing, einde van de middag begin van de avond.
Diving, als het pikdonker is.
Aan het einde van de middag
vertrokken we om eerst te gaan trawlen. De truc is om vogels te spotten die
aanwijzen waar een grote school vissen zich bevindt. Na een korte tijd spotte
we onze eerste school. De jacht was begonnen. Iedereen gooide zijn lijnen uit en met volle snelheid voeren we over de
school. Je zou verwachten dat het een kwestie van geluk is maar dat is het
niet. Het is een samenwerkingsverband van veel factoren. Het gaat als volgt, de
tonijnen zoeken de school vissen op en jagen deze voor zich uit. Dan komen de vogels
om aan te geven wat daar gebeurt. Hier komen dan de dolfijnen op af om deze
school tot een grote bal samen te kneden. De tonijnen kunnen hier dan
makelijker hun vissen uit pakken en de dolfijnen vervolgens ook. Dan komen de
mensen met hun aas dat er uitziet als de vissen uit de school waar de tonijnen
vervolgens in happen. Door met hun boten ook om de school te varen zorgen ze er
samen met de dolfijnen voor dat de school niet kan ontsnappen wat weer goed is
voor de tonijnen al moeten ze er een paar soortgenoten opofferen. De vogels
pikken de restjes op zodat iedereen profiteert.
Na dit spektakel en genoeg vis
zochten we een goede spot om te gaan Fishing en te wachten tot het pikdonker
was zodat we op jacht konden naar kreeft. Het weer was er intussen niet beter
op geworden. Overal om ons heen onweerde het alsof de derde wereldoorlog was
begonnen. Aan alle kanten om ons heen flitste en donderde het. Toen het
uiteindelijk boven ons ook begon te flitsen begonnen we ons een beetje zorgen
te maken. Helemaal toen de bliksem niet ver van ons een paar keer insloeg. We
waren tenslotte op die grote oceaan wel het hoogste punt en we hadden redelijk
wat stalen objecten bij ons. De locals zagen dit niet echt als een groot
gevaar. Ze gingen staan met een groot stalen mes in hand, zwaaide daar een
beetje mee rond en ‘sneden’ dan zo de storm in stukken. Ze zeiden dat dit tot
nu toe altijd had gewerkt… Ja, anders had je hier nu niet gestaan!
Na 19.30 werd het donker en we
stopten met Fishing om naar onze volgende spot te gaan om op jacht te gaan naar
kreeft. Het weer was intussen iets beter geworden, dat wilde zoveel zeggen dat
het niet meer recht boven onze hoofden onweerde maar dat dit natuurgeweld zich
afspeelde op veilige afstand. Niet dat het gestopt was, om ons heen was het nog
steeds een hel die misschien nog het meest deed denken aan Dante’s inferno.
Onder deze omstandigheden trokken we onze snorkelspullen aan, pakten we een
onderwaterlamp en een speer en lieten ons achterover van de boot in het zwarte
water vallen. Boven water was het op de flitsen na pikkedonker geweest maar op
het moment dat we het water raakten ontplofte dit in een surrealistische wereld
van licht. Het was of we ons ineens in het midden van het heelal begaven. Door
onze aanraking met het water besloten alle algen en kwallen licht te gaan geven
zodat het leek dat je door het heelal bewoog. Links en rechts schoten talloze
vissen en haaien weg om een veiliger heenkomen te zoeken. Toen het licht
langzaam wegstierf knipte we onze zaklantaarns aan en gingen op jacht naar
kreeften. Deze komen te voorschijn in het donker en als je op ze schijnt
blijven ze roerloos zitten totdat je ze aan een speer rijgt. Dit was echter
minder makkelijker dan het leek. Het pantser van deze beesten is zo hard dat je
speer er makkelijk op af ketst. Na een paar mislukkingen besloten we de T&C
methode toe te passen. Deze methode is door een paar specialisten ontwikkeld in
Turks & Caicos en gaat als volgt. Je jaagt de kreeft uit zijn hol en gaat
er dan achteraan. Door het type metabolisme dat de kreeft heeft kan hij alleen
maar kort sprinten en is dan uitgeput waarna je hem zo op kan pakken. Na een
lange tijd onder water en een aantal kreeften later besloten we weer aan boord
te gaan. De locals waren blij toe want toeristen blijven in de regel niet een
paar uur in het water, hooguit een half uur.
Het was tijd om terug te gaan
naar Matikuri om daar de kreeften en vis te gaan eten die we gevangen hadden.
Het onweer was weer in hevigheid toe genomen. Overal om ons heen werd de lucht
verlicht door enorme onweersbuien. Verder was het pikkedonker…. Tot het moment
dat we gingen varen. Ineens waren we daar waar je niet voorstellen dat het kan
bestaan. De hemel was zo donker dat het donkerder was dan je ogen dicht doen in
een grot. De oceaan bestond niet en ging zonder horizon over in het donker van
de hemel. In die duisternis was een bootje die vaarde op zijn eigen sterren,
omringd door onweer dat niets verlichte behalve zichzelf. Doordat het bootje de oceaan doorkliefde
activeerde het allemaal algen en kwallen tot het geven van een enorme
hoeveelheid licht die het bootje leken te laten varen in een spoor van licht.
Door de duisternis en de onweer in verte leek het net of we op niets voeren
maar dat we door de lucht vlogen omringd door licht van organismen in de zee en
flitsen zonder donder.
Die avond aten we kreeft.
De boot
Aan alles komt een eind zegt
men wel eens. Domme uitdrukking want het is niet eens waar. Toch was het wel
tijd om Matikuri te verlaten. We hadden een reservering met Air Solomon van
Seghe naar Gizo. Intussen wisten we dat dit wel eens kon betekenen dat we met
de boot zouden moeten. Onze vlucht zou om 15.00 uur gaan. Een dag van te voren
hoorde we dat we op de wachtlijst stonden omdat het vliegtuig overboekt was. Er
kunnen nu éénmaal niet zoveel mensen in een Twin Otter als in een Dash-8. Op de
dag zelf hoorde we dat het vliegtuig niet ging omdat er geen mensen hadden
geboekt…..? Dit betekende dus dat we met de boot moesten en als je de schepen
hier gezien zou hebben dan zou je weten dat het een heel nieuw avontuur zou
worden. Maar goed, met het vliegtuig was het maar 12 minuten dus hoe lang kan
het zijn met de boot?
We vertrokken ’s avonds om
22.15 uur uit Matikuri. De boot zou ergens tussen 2.00 en 3.00 ’s nachts gaan
afhankelijk van het weer. Om die tijd te
overbruggen konden we zolang in Ben zijn huis (in aanbouw) bij het vliegveldje
in Seghe wachten. Daar hebben we geprobeerd wat te slapen maar er waren net te
veel ratten die ons wakker hielden zodat we om 2.00 ’s nachts er maar uit zijn
gegaan. Samen met Ben zijn we over het vliegveld naar het marktje gelopen dat
bij de aanlegsteiger voor de boot lag. Het marktje bestond uit niet meer dan
een paar rijen banken met daarvoor planken om waren uit te stallen. Het geheel
was overdekt en had ongeveer de lengte van een tennisbaan maar net wat smaller.
Tevens diende het als wachtplek voor de boot. Het was er redelijk druk en
doordat het als marktplaats dienst deed stikte het ook hier weer van het
ongedierte.
Om 4.30 arriveerde eindelijk
onze boot en prompt werd de markt geopend. De boot had vertraging opgelopen omdat
de motor het onderweg twee keer had begeven. Zoals de boot eruit zag was dit
heel waarschijnlijk. Bij de boot ontmoette we Eva, de zus van Ben. Zij moest
net als ons ook naar Gizo en zou ons wel wegwijs maken op de boot. Kwart over
vijf vertrok de boot eindelijk. De boot deed ook dienst als vrachtschip dus er
moest eerst nog heel wat uitgeladen worden. De kraan gebruikte echter zoveel
stroom dat om de haverklap het licht op de boot uitviel, wat ervoor zorgde dat
het uitladen even had geduurd.
Anna had van Eva een dekentje
en een kussen gekregen zodat ze even op het dek haar ogen kon dicht doen.
Binnen in het schip was dit haast onmogelijk omdat de temperatuur daar veel te
hoog was. Ik heb er een kip een ei zien liggen die direct door een local
genuttigd werd… gaar.
Na ongeveer anderhalf uur varen begon het licht te
worden. Eindelijk kon ik wat waarnemen van de omgeving. Tot mijn verbazing
waren we vlak bij de plek waar we een paar dagen daarvoor gesnorkeld hadden,
vijf minuten varen van Matikuri! Toen de locals zeiden dat het de Slow Boat was
hadden we kunnen weten dat Slow in Solomon ook echt Slowslowslow is. Na een korte berekening zou
dit dus betekenen dat we niet eerder aan konden komen dan 15.00 die middag. Wat
waren we optimistisch.
De
boot ploegde en stampte langzaam maar onzeker naar zijn bestemming. Gelukkig
was het prachtig weer zodat we aan dek konden blijven, tenminste tot de zon ons
er af zou branden. Voorlopig was het nog vroeg waardoor het nog lekker koel was
aan dek. De eerste twee uur heb ik me vermaakt door naar een bemanningslid, die
de afmeting had van een leopardtank, te kijken die tv keek. Hij zat in het
hokje van de kaartverkoop naar iets te kijken wat hem mateloos intrigeerde.
Zijn vrouwelijke collega vond het duidelijker minder interessant want die was
in slaap gevallen. Tijdens het kijken ging de man zijn mond steeds verder
ophangen en kwam er een kakkerlak steeds dichter bij om de resten van zijn
ontbijt te inspecteren. Net toen de kakkerlak zijn mond in dreigde te
verdwijnen gebeurde er iets op tv wat de man kennelijk hilarisch vond.
Bulderend van het lachen ramde hij zijn vrouwelijk collega zo hard op de
schouders dat je deze hoorde kraken. Blijkbaar gebeurde dit vaker want ze deed
niet veel meer dan haar ogen een klein beetje open om te kijken wat er aan de
hand was. Dat was echter net genoeg om te zien dat de kakkerlak vanuit zijn
mond in haar drinken was beland. Hierdoor ontstak zij in woede en begon de man
uit te kafferen, wat echter geen zin had aangezien dat deze alweer in lethargische
toestand tv aan het kijken was. Zij besloot dan ook om maar weer te gaan slapen
totdat haar collega haar, na weer iets op tv, een nieuwe hernia ramde.
Net toen dit tafereel een beetje begon te vervelen brak
er rumoer uit op het schip. Bij de boeg stonden ineens een aantal mensen te
schreeuwen en te klappen. Dat resulteerde erin dat vrijwel iedereen aan boord
naar voren vloog om deel te nemen. Bij
nader onderzoek bleek dat het ging om dolfijnen die het prachtig vonden om in
de boeggolf van de boot te springen en te buitelen. Al snel werd het schip
omgeven door een hele groep dolfijnen die voor en naast het schip hun kunsten
vertoonde. Het zou niet de laatste keer zijn die dag. Regelmatig werden we
vergezeld door grote groepen dolfijnen die een na tijdje het schip begeleid te
hebben weer verdwenen in de oceaan.
Na
een paar uur varen was het tijd om in de eerste haven aan te leggen. We voerden
door een baai die alle kleuren blauw heeft die je maar voor kan stellen en
omgeven werd door net zoveel kleuren groen van de jungle die vrijwel de hele
baai omsloot. De haven was opmerkelijk te noemen, die was er namelijk niet. Het
bestond uit niet meer dan een paar blokken beton in het water om het schip aan
vast te maken. Toen het schip aan had gelegd werden we onmiddellijk belaagd
door tientallen houten kano’s die van overal leken te komen. Van boven op de
heuvel kwam ineens een hele roedel mensen naar beneden gestormd die via een
geïmproviseerde steiger, dat wil zeggen een rij aan elkaar gebonden kano’s, de
boot innamen. Het dek werd schoongeveegd van mensen en in minder dan 2 minuten
tijd was het dek veranderd in een marktplaats. Het was voor de mensen zo
ongeveer de enige manier om wat geld te verdienen. Het werkte ook prima want
bijna iedereen aan boord kocht wat. Het waren voornamelijk etenswaren die te
koop aan werden geboden, maar ook souvenirs…? Het was voor de mensen aan boord
dus ook blijkbaar een belevenis want de souvenirs vonden gretig aftrek.

Gizo
Gizo
is de hoofdplaats van de Western Provence en bestond uit niet meer dan een
straat dat vol was met winkeltjes van chinezen en een paar locals. Verder was
er een groot, gloednieuw ziekenhuis dat door onder ander Japan was betaald. Het
zou in augustus vorige jaar al open zijn gegaan als er niet wat problemen
waren. Om te beginnen was het lokale elektriciteitsnet niet berekend op een
afname ter grote van het ziekenhuis, daarnaast was nog niet duidelijk wie de
stroom moest betalen. Ook was er geen keuken en geen wasserij. De ontwerpers
waren er vanuit gegaan dat dit niet nodig was aangezien ziekenhuizen in het
westen dit tegenwoordig allemaal uitbesteden.
Een ander probleem was dat er niemand in het hele land was die wist hoe
de apparatuur te bedienen, laat staan te onderhouden. Lang leve de
ontwikkelingshulp.
Wij verbleven in het Gizo
Hotel, een plek die duidelijk betere tijden had gekend. We waren daarom ook
niet van plan er erg lang te blijven. De keuze was ook niet erg moeilijk, Gizo
was het toeristische hart van de Solomons en we hadden dus alle keuze. We
besloten ze alle drie uit te proberen. Te beginnen bij het Sanbis Resort.
Dit
was een resort gelegen op één van de weinige privé eilanden in de baai. Het was
prachtig verzorgt en had een mooi uitzicht. De prijs was er wel naar, 400 euro
per nacht. De eigenaar gaf aan dat wij de enige toeristen zouden zijn. We
vonden dit geen probleem als er wat van de prijs af kon. Dat kon en voor een
bedrag 140 euro per nacht mochten we er
twee nachten verblijven. De eigenaar Hans was van Australische komaf en had een
iets andere werkmentaliteit dan de rest in de Solomons en dat was
waarschijnlijk ook de enige reden dat hij het resort in een dergelijke staat
kon houden. Het was het enige echt westerse wat tegen zouden komen in de
Solomons. We hebben er niet veel gedaan. Het belangrijkste dat we gedaan hebben
is naar Fat Boys Resort gekanood dat op het zelfde eiland lag. Hier hebben we
een huisje geboekt voor de laatste twee dagen in Gizo. Verder hebben we in het
Sanbis alleen pizza’s gegeten. Er was een local die hier zijn ziel en zaligheid
in legde en daarmee gelijk de lekkerste pizza’s ter wereld maakten.
Na twee dagen zouden we om
twaalf uur opgehaald worden om naar de volgende plek te gaan, Oravae. Die
ochtend kregen we van Hans te horen dat de mensen van Oravae ons toch niet op
zouden halen maar ze ons op zouden halen van de pier in Gizo, om twee uur. Hans
bracht ons gelukkig even naar Gizo en om 14.00 stonden we gereed in Gizo. Geen
Oravae te bekennen. Om 14.47 kwam er eindelijk iemand aan, zei sorry en ging
vervolgens naar de markt om boodschappen te doen. Wij stonden intussen al bijna
klaar om terug naar het Sanbis te gaan. Net op tijd kwam de man van Oravae
terug zodat we uiteindelijk toch naar Oravae vertrokken. Daar aangekomen hadden
we een enorme bungalow tot onze beschikking. Het bestond uit een grote
woonkamer, een binnen- en buitendouche, een keuken , een slaapkamer en een
enorm terras over het water. Verder was er een enorme opblaasstoel die je kon
gebruiken om op het water in de zon te relaxen wat we niet hebben nagelaten.

Intussen was het zaterdag en
zouden we gaan duiken met een Spaans stel dat duiken regelde in de omgeving van
Gizo. Het weer was een beetje slechter geworden en dus een goede dag om te gaan
duiken. We hadden om 09.00 afgesproken en ze waren er om 09.10. Tja, wat kan ik
zeggen ze zijn tenslotte wel Spaans en dus iets te laat. We voeren met ze naar
de eerste duikstek. Het was een passage waar twee stromen elkaar ontmoeten
waardoor er veel voedsel in het water zat. Hierdoor stikte het hier van de vis.
Ook zaten hier weer haaien. Al had Anna in het begin van onze reis haaien nog
spannend gevonden intussen hadden we er zo veel gezien dat ook Anna er niet
meer warm of koud van werd. Bij Matikuri had zelfs de huishaai regelmatig om
ons heen gezwommen als we in het water aan het spelen waren. Een moment was
zeer grappig, er waren toen locals die waarschijnlijk daarna dachten dat ik één
of andere tovenaar was. De huishaai was intussen ergens anders gaan kijken maar
Anna en ik hadden een enorme boomstronk gevonden die al tijden bij de steiger
in het water lag. Het was ongeveer een 80 centimeter dik en de boom had een
doorsnee gehad van een meter. De stronk was helemaal doorweekt van het water en
bleef nog net drijven. Alleen dit wisten de locals niet. Toen we uit waren gespeeld
ging ik op de stronk staan en zette zo hard ik kon af. Dit zorgde ervoor dat de
laatste lucht uit de stronk verdween en hij afzonk naar de bodem van de oceaan.
Nadat ik, “tadaa” had gezegd en wegzwom heb ik locals heel lang, heel verbaasd
naar het water zien staren. Ik was natuurlijk zelf ook verbaasd maar goed ik
wist wat er gebeurd was. De locals begrepen er geen biet van.
Nadat we uitgekeken waren in de passage gingen we tegen
de stroom in weer naar boven voor onze safety stop welke altijd moet na een
tijd duiken onder water. We konden weer aan boord klimmen maar besloten naar de
plek te zwemmen waar we gingen lunchen. Na de lunch zouden we een duikje gaan
doen bij een wrak uit de tweede wereldoorlog. Het was een Japans vrachtschip
dat door de geallieerden was getorpedeerd. Het lag niet al te diep en was
behoorlijk groot. De duikleider vertelde wat we zoal konden aan treffen in het
schip.

Het
weer was omgeslagen van zo nu en dan een buitje naar een echte moesson. Bij
Vanuatu en Australië was een cycloon gaande en wij kregen de uitlopers daarvan.
Die dag zouden we naar Fat Boys gaan er we zouden opgehaald worden om 11.00
uur. Om 10.30 waren ze er al om ons op te halen. We besloten nog even te
wachten tot de ergste regen over was en begonnen toen onze tocht naar Fat Boys.
Hier aangekomen bleken we weer de enige toeristen te zijn. Vroeger was Fat Boys
de place to be, maar dat was allemaal voorbij. De vorige managers waren hun
eigen beste klanten geweest en het was behoorlijk afgetakeld.

Na ons
verblijf in Fat Boys was het weer tijd om terug te gaan naar Honiara. Met
Solomon Airlines. Het vliegtuig zou gaan 16.15, de dag van te voren hoorden we
dat het vliegtuig zou gaan om 15.05.
Om 16.45 stapten we in het vliegtuig dat werd bestuurd
door een blank meisje van rond de 16, dat was ze natuurlijk niet maar zo zag ze
er wel uit. Het werd ook al snel duidelijk dat het een lesvlucht was. Zij was
dan wel gezagvoerder maar de copiloot keek er op toe of ze alles wel goed deed.
En dat deed ze, nog niet eerder in de Solomon werd er een vlucht zo goed
gevlogen. We vlogen na 15 minuten over Seghe om na een uur boven Guadalcanal te
vliegen. Hier zagen we dat de cycloon hier behoorlijk had huisgehouden. Alles
was overstroomd. De piloten gooide zelfs het vliegtuig scheef om eens goed te
zien wat er allemaal overstroomd was. De oceaan was ook niet langer blauw meer
maar had meer de kleur van de Noordzee door al het water uit de rivieren. Een
meisje dat naast ons zat vond dit scheefhangen allemaal niet zo leuk. Ze zat al
te trillen als een rietje sinds we opgestegen waren.
Na de beste en de zachtste landing ooit namen we de taxi
naar ons hotel in Honiara. Van onze chauffeur hoorde wel al dat Air Pacific
niet kon vliegen vanwege de cycloon. Aangekomen in ons hotel werd dit bevestigd
door de enorme hoeveelheid mensen die zich in het hotel bevonden dat normaal
alleen door expats en een verdwaalde toerist bezocht werd. We konden gelukkig
nog een kamer krijgen en hebben deze genomen.
Overmorgen gaat onze vlucht naar Fiji, er schijnt weer
een cycloon in aanbouw te zijn bij Fiji. Eens kijken of Air Pacific voor ons
nog een paar dagen wil betalen in King Solomon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten