Translate/Vertaal

zondag 5 februari 2012

Solomons Islands


         Honiara

We waren nog in Fiji, bij Mama’s. We liepen bij de buren aka The Smugglers naar binnen om onze was te doen omdat we wel verwacht hadden dat we dat de komende maand niet meer zouden kunnen doen. In The Smugglers was ook een klein winkeltje, typisch zo’n resort winkeltje waar ze van alles verkopen dat je thuis links laat liggen. Hier vonden we een kleinood. Een krijtje van geen betekenis op het eerste gezicht. Het betrof een stukje kalkkrijt dat je wel kent van vroeger en als je kinderen hebt waarschijnlijk van nu. Je kan het gebruiken om tekeningen te maken op allerlei ondergronden. Hier hadden ze er één of ander vergif aan toegevoegd waar kakkerlakken ter plaatse dood van neervallen. We hebben het maar gekocht, het zou altijd van pas kunnen komen niet waar?

Het was 8 uur in de ochtend de volgende dag. We stonden op Nadi airport om in te checken voor onze vlucht naar de Solomon Islands. We hadden verwacht dat Air Pacific weer eens mega te laat zou zijn maar tot onze verwondering was de vlucht precies op tijd. Een unicum. We checkten in en namen plaats. Na een rustige vlucht van ongeveer 4 uur landen we op de Solomon Islands. Nou ja, landen. Het was meer van we zijn er en laat hem nu maar uit de lucht vallen.
We liepen de luchthaven in en na een half uurtje stonden we buiten. We hadden een slaapplaats geregeld bij de Raintree Café. Tot onze verbazing werden we opgehaald en geëscorteerd naar de taxi. We reden vervolgens door Honiara, de hoofdplaats van de Solomons, waarover we zowel positieve als negatieve berichten hadden gehoord. Op het eerste gezicht verschilde het niet veel van menig derde wereld stad ergens anders in de wereld. Het had misschien nog wel het meeste weg van een stad in Afrika. Veel marktjes en kleine winkeltjes en natuurlijk overal rotzooi.
Na een korte rit kwamen we aan bij de Raintree. Het lag midden in een krotten wijk net buiten Honiara, maar wel aan het water. Waar overigens net zoveel rotzooi in dreef als op straat lag. Via internet waren we al een beetje gewaarschuwd voor de Raintree. Echter toen we incheckten zag het er allemaal wat donker maar netje uit. We hadden een kamer, een keuken en een badkamer. Alles was redelijk schoon alleen viel de stroom regelmatig uit. Wel verkochten ze er heerlijke pizza’s, beter dan menig Italiaan in Nederland. Na een goed diner besloten we naar bed te gaan. Het was intussen donker en daarmee kwam er een hele nieuwe wereld tot leven. Daar kwamen we achter toen we in onze kamer terug kwamen. Het stikte er werkelijk van de kakkerlakken en van de megaratten, al kwamen we achter die ratten pas later. Als voorzorg pakten we ons krijtje uit Fiji en besloten daar waar nodig was lijnen op de vloer te tekenen zodat de kakkerlakken ons niet konden bereiken. De volgende dag zagen we dat dit niet voor niet was geweest. We hadden bijna een kruiwagen nodig om alle kakkerlak lijken te verwijderen. Ook waren we ’s nachts enkele keren wakker geworden van grote katten die door onze kamer renden. Toen we echter het licht aan deden bleken dit geen katten, maar enorme ratten te zijn.
Na een paar dagen hadden we er genoeg van en zijn naar een hotel gegaan dat King Solomon heet. Hier was alles een stuk schoner, al ontkwam je hier ook niet aan de kakkerlakken alleen in iets normalere aantallen en afmetingen. We wilden ook plannen maken voor de rest van onze tijd in de Solomons en hier hadden ze internet  zodat we verder konden plannen. In de bar van het hotel zijn we eens gaan kijken wat we het beste konden doen in de Solomons. Ons oog viel op de Western Provence. Niet dat we echt wisten wat we daar konden verwachten maar op Google Earth zag het er leuk uit en er waren veel eilanden. Zo gezegd zo gedaan. We boekten een vlucht naar Seghe en zouden vanuit daar opgehaald worden om neer een eilandje te gaan dat bestaat onder de naam Matikuri en daarna zouden we wel zien.


            Seghe

De volgende dag stapten we om 13.00 in een taxi die ons van Honiara naar de Domestic Terminal zou brengen. Hier vandaan vertrokken de binnenlandse vluchten naar de verschillende eilanden en wij moesten tenslotte naar zo’n eilandje. Toen we de luchthaven aankwamen bleek onze vlucht een uurtje vertraagd te zijn. We waren intussen wel wat gewend en dat was dus geen probleem. Later kwamen we erachter dat we eigenlijk enorm geluk hadden gehad. Air Solomon vliegt namelijk niet op bepaalde tijden. Alleen op bepaalde dagen zoals we later uit zouden vinden.
Na een korte tijd gewacht te hebben stapten we in het vliegtuigje. We zouden aanvankelijk met een groter vliegtuig gaan, een Dash-8, maar die was gecrasht dus werden we in een Twin Otter gepropt die waarschijnlijk nog dienst had gedaan in de tweede wereldoorlog.  Nadat we opgestegen waren hadden we goed zicht op het inflight entertainment system, de cockpit. Duidelijk was dat de meest cruciale systemen, de piloten, werkten. Na een kleine uurtje en zonder problemen kwamen we aan in Seghe. Dit bleek uit niet meer te bestaan dan een graslandingsbaan, een marktje en een aanleg steiger voor boten.
We werden opgewacht door Benjamin, voor vrienden Ben. We waren natuurlijk meteen vrienden en mochten hem Ben noemen. Hij moest nog even wachten op wat boodschappen van de markt en dan zouden we gaan. Het bootje waarmee we naar zijn plaats, Matikuri, gingen was van het type dat je overal in de Solomons zag. Simpele motorboot van glasvezel waarvan de punt een kleine overdekte open opbergruimte had waar je wat spullen in kwijt kan. Het bootje ging met een gemoedelijke snelheid richting zijn resort. Dit gaf ons wat tijd om van de omgeving te genieten die werkelijk ongekend was. Het water was van een azuurblauw zoals we die alleen bij de Seychellen en Turks en Caicos hadden gezien. De eilanden bestonden uit een jungle zo dicht en zo origineel dat je het alleen kent van verhalen van vroeger. De jungle liep tot in en over de zee, geen huizen, geen resorts en helemaal niemand behalve wij in de boot en de natuur. Natuur die werkelijk ongelofelijk is. Papagaaien, krokodillen, haaien, dolfijnen, dugongs en alles in die mate dat het lijkt of er helemaal niet zoiets als bedreigde diersoorten kunnen bestaan.

Bij Matikuri aangekomen bleek dit te bestaan uit een groot centraal huis met een enorme veranda over de zee, een drietal bungalows met ook een enorme veranda over de zee en een  soort dorm. We bleken niet de enige toeristen te zijn. Er was nog een Australische Couple. De enige twee toeristen die we tegen zouden komen in de Solomons. Onze bungalow was primitief maar prima. Lekker ruim en helemaal boven het water. Dit betekend dat er weinig tot geen ongedierte zou zitten en dat was ook wel weer eens leuk voor een verandering.
Rond etenstijd gingen we naar het hoofdhuis om daar eens wat te eten. De etenstijden waren prettig geregeld hier. Ontbijt was ’s ochtends. Lunch was tussen de middag en avondeten was ’s avonds om half acht, of wanneer het uitkwam. We spraken wat met het Australische Couple en kwamen er zo achter dat er elke avond gekaart werd. Een spelletje dat Locker genoemd werd. Heel erg simpel en inderdaad, ’s avonds vonden wij onszelf aan een spelletje Locker. Na twee dagen ging het Couple weer terug naar huis en hadden we het eiland voor onszelf. Zij hadden de vlucht van 15.00 die middag, dus ze werden om 09.00 door Ben naar het vliegtuig gebracht en vlogen om 11.00 terug naar Honiara. Zo ging dat met Air Solomon.
Nu wij het eiland voor onszelf hadden werd het tijd om ons in het lokale tijdverdrijf te verdiepen. Vissen. Het leukste om hier naar te vissen was squid ofwel inktvis. Dat gaat als volgt. Je zoekt op de stijger waar de squid zich bevinden en dan gooi je een lijntje uit met een namaak visje. De squid vindt dit interessant en probeert deze te pakken. Als hij eenmaal toeslaat zit hij vast aan de haken in het aas. Vervolgens haal je dan rustig de squid uit het water. Dit is niet geheel zonder gevaar, de squid heeft namelijk een voorraad inkt. Als je de squid op het verkeerd moment boven het water takelt spuit hij je helemaal onder met een zwarte inkt die je niet meer uit kleren krijgt. Na een tijdje bleken we hier goed in te zijn en haalde er redelijk wat binnen. De locals gebruiken ze het liefst als aas om grotere vissen binnen te halen. Wij vonden ze echter nogal lekker zodat we elke avond onze eigen gevangen squid te eten kregen.
Wat ook leuk was aan het vissen vanaf de steiger is dat je nooit alleen aan het vissen was. Er was namelijk een plaatselijke haan die heel erg eenzaam was. Hij was helemaal alleen op het eiland. Geen hennen, geen hanen alleen de locals die hem meestal wegjaagden. Wij vonden het echter prima als hij er bij kwam zitten. Hij bedelde ook niet om eten hij wilde gewoon gezelschap. Gevolg was dan ook dat bij veel dingen die we deden er een haan naast ons stond of lag. Dat vond ie blijkbaar leuk. Ook als de haan er niet was werden we vaak gezelschap gehouden door een haai die daar zijn territorium had en altijd als we aan het vissen waren kwam hij even kijken of er misschien wat was overgebleven van de squid of andere vissen die we vingen. Maar goed, je hebt vissen en je hebt vissen en vissen gingen we de volgende dag doen.

De locals hadden ons voorgesteld om de volgende dag echt te gaan vissen, vissen zoals als zij dat doen. Ons leek het een prima plan.  Vissen wordt hier gedaan op drie manieren. Trawling, de boot varende houden en daarachter een lijntje houden met aas net zolang tot er een vis bijt. Fishing, een lijntje uitgooien met aas als de boot stil ligt en dan maar hengelen. Diving, met een speer en snorkels het water in gaan en dan op jacht naar kreeften. Ze hebben ook verschillende tijden wanneer je welke gaat doen. Trawling, einde van de middag. Fishing, einde van de middag begin van de avond. Diving, als het pikdonker is.
Aan het einde van de middag vertrokken we om eerst te gaan trawlen. De truc is om vogels te spotten die aanwijzen waar een grote school vissen zich bevindt. Na een korte tijd spotte we onze eerste school. De jacht was begonnen. Iedereen gooide zijn lijnen uit  en met volle snelheid voeren we over de school. Je zou verwachten dat het een kwestie van geluk is maar dat is het niet. Het is een samenwerkingsverband van veel factoren. Het gaat als volgt, de tonijnen zoeken de school vissen op en jagen deze voor zich uit. Dan komen de vogels om aan te geven wat daar gebeurt. Hier komen dan de dolfijnen op af om deze school tot een grote bal samen te kneden. De tonijnen kunnen hier dan makelijker hun vissen uit pakken en de dolfijnen vervolgens ook. Dan komen de mensen met hun aas dat er uitziet als de vissen uit de school waar de tonijnen vervolgens in happen. Door met hun boten ook om de school te varen zorgen ze er samen met de dolfijnen voor dat de school niet kan ontsnappen wat weer goed is voor de tonijnen al moeten ze er een paar soortgenoten opofferen. De vogels pikken de restjes op zodat iedereen profiteert.
Na dit spektakel en genoeg vis zochten we een goede spot om te gaan Fishing en te wachten tot het pikdonker was zodat we op jacht konden naar kreeft. Het weer was er intussen niet beter op geworden. Overal om ons heen onweerde het alsof de derde wereldoorlog was begonnen. Aan alle kanten om ons heen flitste en donderde het. Toen het uiteindelijk boven ons ook begon te flitsen begonnen we ons een beetje zorgen te maken. Helemaal toen de bliksem niet ver van ons een paar keer insloeg. We waren tenslotte op die grote oceaan wel het hoogste punt en we hadden redelijk wat stalen objecten bij ons. De locals zagen dit niet echt als een groot gevaar. Ze gingen staan met een groot stalen mes in hand, zwaaide daar een beetje mee rond en ‘sneden’ dan zo de storm in stukken. Ze zeiden dat dit tot nu toe altijd had gewerkt… Ja, anders had je hier nu niet gestaan!
Na 19.30 werd het donker en we stopten met Fishing om naar onze volgende spot te gaan om op jacht te gaan naar kreeft. Het weer was intussen iets beter geworden, dat wilde zoveel zeggen dat het niet meer recht boven onze hoofden onweerde maar dat dit natuurgeweld zich afspeelde op veilige afstand. Niet dat het gestopt was, om ons heen was het nog steeds een hel die misschien nog het meest deed denken aan Dante’s inferno. Onder deze omstandigheden trokken we onze snorkelspullen aan, pakten we een onderwaterlamp en een speer en lieten ons achterover van de boot in het zwarte water vallen. Boven water was het op de flitsen na pikkedonker geweest maar op het moment dat we het water raakten ontplofte dit in een surrealistische wereld van licht. Het was of we ons ineens in het midden van het heelal begaven. Door onze aanraking met het water besloten alle algen en kwallen licht te gaan geven zodat het leek dat je door het heelal bewoog. Links en rechts schoten talloze vissen en haaien weg om een veiliger heenkomen te zoeken. Toen het licht langzaam wegstierf knipte we onze zaklantaarns aan en gingen op jacht naar kreeften. Deze komen te voorschijn in het donker en als je op ze schijnt blijven ze roerloos zitten totdat je ze aan een speer rijgt. Dit was echter minder makkelijker dan het leek. Het pantser van deze beesten is zo hard dat je speer er makkelijk op af ketst. Na een paar mislukkingen besloten we de T&C methode toe te passen. Deze methode is door een paar specialisten ontwikkeld in Turks & Caicos en gaat als volgt. Je jaagt de kreeft uit zijn hol en gaat er dan achteraan. Door het type metabolisme dat de kreeft heeft kan hij alleen maar kort sprinten en is dan uitgeput waarna je hem zo op kan pakken. Na een lange tijd onder water en een aantal kreeften later besloten we weer aan boord te gaan. De locals waren blij toe want toeristen blijven in de regel niet een paar uur in het water, hooguit een half uur.
Het was tijd om terug te gaan naar Matikuri om daar de kreeften en vis te gaan eten die we gevangen hadden. Het onweer was weer in hevigheid toe genomen. Overal om ons heen werd de lucht verlicht door enorme onweersbuien. Verder was het pikkedonker…. Tot het moment dat we gingen varen. Ineens waren we daar waar je niet voorstellen dat het kan bestaan. De hemel was zo donker dat het donkerder was dan je ogen dicht doen in een grot. De oceaan bestond niet en ging zonder horizon over in het donker van de hemel. In die duisternis was een bootje die vaarde op zijn eigen sterren, omringd door onweer dat niets verlichte behalve zichzelf.  Doordat het bootje de oceaan doorkliefde activeerde het allemaal algen en kwallen tot het geven van een enorme hoeveelheid licht die het bootje leken te laten varen in een spoor van licht. Door de duisternis en de onweer in verte leek het net of we op niets voeren maar dat we door de lucht vlogen omringd door licht van organismen in de zee en flitsen zonder donder.
Die avond aten we kreeft.

De boot

Aan alles komt een eind zegt men wel eens. Domme uitdrukking want het is niet eens waar. Toch was het wel tijd om Matikuri te verlaten. We hadden een reservering met Air Solomon van Seghe naar Gizo. Intussen wisten we dat dit wel eens kon betekenen dat we met de boot zouden moeten. Onze vlucht zou om 15.00 uur gaan. Een dag van te voren hoorde we dat we op de wachtlijst stonden omdat het vliegtuig overboekt was. Er kunnen nu éénmaal niet zoveel mensen in een Twin Otter als in een Dash-8. Op de dag zelf hoorde we dat het vliegtuig niet ging omdat er geen mensen hadden geboekt…..? Dit betekende dus dat we met de boot moesten en als je de schepen hier gezien zou hebben dan zou je weten dat het een heel nieuw avontuur zou worden. Maar goed, met het vliegtuig was het maar 12 minuten dus hoe lang kan het zijn met de boot?
 We vertrokken ’s avonds om 22.15 uur uit Matikuri. De boot zou ergens tussen 2.00 en 3.00 ’s nachts gaan afhankelijk van het weer.  Om die tijd te overbruggen konden we zolang in Ben zijn huis (in aanbouw) bij het vliegveldje in Seghe wachten. Daar hebben we geprobeerd wat te slapen maar er waren net te veel ratten die ons wakker hielden zodat we om 2.00 ’s nachts er maar uit zijn gegaan. Samen met Ben zijn we over het vliegveld naar het marktje gelopen dat bij de aanlegsteiger voor de boot lag. Het marktje bestond uit niet meer dan een paar rijen banken met daarvoor planken om waren uit te stallen. Het geheel was overdekt en had ongeveer de lengte van een tennisbaan maar net wat smaller. Tevens diende het als wachtplek voor de boot. Het was er redelijk druk en doordat het als marktplaats dienst deed stikte het ook hier weer van het ongedierte.
Om 4.30 arriveerde eindelijk onze boot en prompt werd de markt geopend. De boot had vertraging opgelopen omdat de motor het onderweg twee keer had begeven. Zoals de boot eruit zag was dit heel waarschijnlijk. Bij de boot ontmoette we Eva, de zus van Ben. Zij moest net als ons ook naar Gizo en zou ons wel wegwijs maken op de boot. Kwart over vijf vertrok de boot eindelijk. De boot deed ook dienst als vrachtschip dus er moest eerst nog heel wat uitgeladen worden. De kraan gebruikte echter zoveel stroom dat om de haverklap het licht op de boot uitviel, wat ervoor zorgde dat het uitladen even had geduurd.
Anna had van Eva een dekentje en een kussen gekregen zodat ze even op het dek haar ogen kon dicht doen. Binnen in het schip was dit haast onmogelijk omdat de temperatuur daar veel te hoog was. Ik heb er een kip een ei zien liggen die direct door een local genuttigd werd… gaar.
Na ongeveer anderhalf uur varen begon het licht te worden. Eindelijk kon ik wat waarnemen van de omgeving. Tot mijn verbazing waren we vlak bij de plek waar we een paar dagen daarvoor gesnorkeld hadden, vijf minuten varen van Matikuri! Toen de locals zeiden dat het de Slow Boat was hadden we kunnen weten dat Slow in Solomon ook echt  Slowslowslow is. Na een korte berekening zou dit dus betekenen dat we niet eerder aan konden komen dan 15.00 die middag. Wat waren we optimistisch.
                De boot ploegde en stampte langzaam maar onzeker naar zijn bestemming. Gelukkig was het prachtig weer zodat we aan dek konden blijven, tenminste tot de zon ons er af zou branden. Voorlopig was het nog vroeg waardoor het nog lekker koel was aan dek. De eerste twee uur heb ik me vermaakt door naar een bemanningslid, die de afmeting had van een leopardtank, te kijken die tv keek. Hij zat in het hokje van de kaartverkoop naar iets te kijken wat hem mateloos intrigeerde. Zijn vrouwelijke collega vond het duidelijker minder interessant want die was in slaap gevallen. Tijdens het kijken ging de man zijn mond steeds verder ophangen en kwam er een kakkerlak steeds dichter bij om de resten van zijn ontbijt te inspecteren. Net toen de kakkerlak zijn mond in dreigde te verdwijnen gebeurde er iets op tv wat de man kennelijk hilarisch vond. Bulderend van het lachen ramde hij zijn vrouwelijk collega zo hard op de schouders dat je deze hoorde kraken. Blijkbaar gebeurde dit vaker want ze deed niet veel meer dan haar ogen een klein beetje open om te kijken wat er aan de hand was. Dat was echter net genoeg om te zien dat de kakkerlak vanuit zijn mond in haar drinken was beland. Hierdoor ontstak zij in woede en begon de man uit te kafferen, wat echter geen zin had aangezien dat deze alweer in lethargische toestand tv aan het kijken was. Zij besloot dan ook om maar weer te gaan slapen totdat haar collega haar, na weer iets op tv, een nieuwe hernia ramde.
Net toen dit tafereel een beetje begon te vervelen brak er rumoer uit op het schip. Bij de boeg stonden ineens een aantal mensen te schreeuwen en te klappen. Dat resulteerde erin dat vrijwel iedereen aan boord naar voren vloog om deel te nemen.  Bij nader onderzoek bleek dat het ging om dolfijnen die het prachtig vonden om in de boeggolf van de boot te springen en te buitelen. Al snel werd het schip omgeven door een hele groep dolfijnen die voor en naast het schip hun kunsten vertoonde. Het zou niet de laatste keer zijn die dag. Regelmatig werden we vergezeld door grote groepen dolfijnen die een na tijdje het schip begeleid te hebben weer verdwenen in de oceaan.
                Na een paar uur varen was het tijd om in de eerste haven aan te leggen. We voerden door een baai die alle kleuren blauw heeft die je maar voor kan stellen en omgeven werd door net zoveel kleuren groen van de jungle die vrijwel de hele baai omsloot. De haven was opmerkelijk te noemen, die was er namelijk niet. Het bestond uit niet meer dan een paar blokken beton in het water om het schip aan vast te maken. Toen het schip aan had gelegd werden we onmiddellijk belaagd door tientallen houten kano’s die van overal leken te komen. Van boven op de heuvel kwam ineens een hele roedel mensen naar beneden gestormd die via een geïmproviseerde steiger, dat wil zeggen een rij aan elkaar gebonden kano’s, de boot innamen. Het dek werd schoongeveegd van mensen en in minder dan 2 minuten tijd was het dek veranderd in een marktplaats. Het was voor de mensen zo ongeveer de enige manier om wat geld te verdienen. Het werkte ook prima want bijna iedereen aan boord kocht wat. Het waren voornamelijk etenswaren die te koop aan werden geboden, maar ook souvenirs…? Het was voor de mensen aan boord dus ook blijkbaar een belevenis want de souvenirs vonden gretig aftrek.
                Na een klein uurtje vertok de boot weer. We kregen intussen het idéé dat we wel eens later dan 15.00 konden aankomen. Tenminste als de boot bij elke ‘haven’ zo lang ging stoppen. Langzaam voerden we verder om eens in de zoveel tijd bij een soort van haven aan te leggen. Bij elke haven was er weer een soort van markt waar mensen waren verkochten. Soms aan boord en soms in de haven. Elke dorp had ook zijn eigen ritueel om de boot te verwelkomen of vaarwel te zeggen. Bij één dorpje had je een markt dat meer weg had van een braderie terwijl in een ander dorpje de lokale kinderen stiekem aan boord klommen om van bovenaf de brug  in het water te springen toen de boot net vertrokken was. Alles was gezet in het meest onvoorstelbare decor van jungle, eilanden, blauwe oceaan en alle zeedieren die je maar kan bedenken. Wij waren intussen zo moe van het wachten en een nacht doortrekken dat we zo nu en dan wegdoezelden tot grote hilariteit van de locals die maar niet konden begrijpen wat twee blanken aan boord deden. Intussen kenden we ook zo een beetje iedereen omdat de meeste mensen een praatje wilde maken en dat dan vervolgens niet voor zichzelf hielden. Langzaam aan begonnen we in de buurt van de plaats van bestemming te komen. De kapitein besloot de één na laatste haven over te slaan omdat de mensen makkelijk vanaf de laatste haven daar naar toe konden lopen.  Dat scheelde toch wel meer dan een uur zodat we uiteindelijk om 19.15 Gizo in zicht kregen. Eenmaal aangelegd konden we weer verder in ons eigen tempo. Twee minuten later hadden we een hotel geboekt, hadden we gedoucht en zaten we met een drankje in onze hand te kijken hoe de andere mensen van boord gingen. Drie uur later zaten we er nog steeds op ons eten te wachten. We hebben dit toen maar geannuleerd en zijn naar bed gegaan.
               
                Gizo

                Gizo is de hoofdplaats van de Western Provence en bestond uit niet meer dan een straat dat vol was met winkeltjes van chinezen en een paar locals. Verder was er een groot, gloednieuw ziekenhuis dat door onder ander Japan was betaald. Het zou in augustus vorige jaar al open zijn gegaan als er niet wat problemen waren. Om te beginnen was het lokale elektriciteitsnet niet berekend op een afname ter grote van het ziekenhuis, daarnaast was nog niet duidelijk wie de stroom moest betalen. Ook was er geen keuken en geen wasserij. De ontwerpers waren er vanuit gegaan dat dit niet nodig was aangezien ziekenhuizen in het westen dit tegenwoordig allemaal uitbesteden.  Een ander probleem was dat er niemand in het hele land was die wist hoe de apparatuur te bedienen, laat staan te onderhouden. Lang leve de ontwikkelingshulp.
Wij verbleven in het Gizo Hotel, een plek die duidelijk betere tijden had gekend. We waren daarom ook niet van plan er erg lang te blijven. De keuze was ook niet erg moeilijk, Gizo was het toeristische hart van de Solomons en we hadden dus alle keuze. We besloten ze alle drie uit te proberen. Te beginnen bij het Sanbis Resort. 
Dit was een resort gelegen op één van de weinige privé eilanden in de baai. Het was prachtig verzorgt en had een mooi uitzicht. De prijs was er wel naar, 400 euro per nacht. De eigenaar gaf aan dat wij de enige toeristen zouden zijn. We vonden dit geen probleem als er wat van de prijs af kon. Dat kon en voor een bedrag  140 euro per nacht mochten we er twee nachten verblijven. De eigenaar Hans was van Australische komaf en had een iets andere werkmentaliteit dan de rest in de Solomons en dat was waarschijnlijk ook de enige reden dat hij het resort in een dergelijke staat kon houden. Het was het enige echt westerse wat tegen zouden komen in de Solomons. We hebben er niet veel gedaan. Het belangrijkste dat we gedaan hebben is naar Fat Boys Resort gekanood dat op het zelfde eiland lag. Hier hebben we een huisje geboekt voor de laatste twee dagen in Gizo. Verder hebben we in het Sanbis alleen pizza’s gegeten. Er was een local die hier zijn ziel en zaligheid in legde en daarmee gelijk de lekkerste pizza’s ter wereld maakten.
Na twee dagen zouden we om twaalf uur opgehaald worden om naar de volgende plek te gaan, Oravae. Die ochtend kregen we van Hans te horen dat de mensen van Oravae ons toch niet op zouden halen maar ze ons op zouden halen van de pier in Gizo, om twee uur. Hans bracht ons gelukkig even naar Gizo en om 14.00 stonden we gereed in Gizo. Geen Oravae te bekennen. Om 14.47 kwam er eindelijk iemand aan, zei sorry en ging vervolgens naar de markt om boodschappen te doen. Wij stonden intussen al bijna klaar om terug naar het Sanbis te gaan. Net op tijd kwam de man van Oravae terug zodat we uiteindelijk toch naar Oravae vertrokken. Daar aangekomen hadden we een enorme bungalow tot onze beschikking. Het bestond uit een grote woonkamer, een binnen- en buitendouche, een keuken , een slaapkamer en een enorm terras over het water. Verder was er een enorme opblaasstoel die je kon gebruiken om op het water in de zon te relaxen wat we niet hebben nagelaten.
De volgende dag werden we onuitgeslapen wakker. Het huis was vergeven van het ongedierte. We waren intussen wat gewend maar de kakkerlakken hier waren zo groot als huismussen en daar werd op gejaagd door spinnen die niet veel kleiner waren dan een voetbal. Dit probleem hebben we gelijk getackeld door onze magische krijt weer te voorschijn te halen en het huis te voorzien van krijtstrepen. Ook hebben we de klamboe boven ons bed vervangen door onze eigen klamboe die de afmeting heeft van een kamer en die ons al vaker van pas is gekomen. De volgende dag konden we weer lijken ruimen alleen was ons eten aangevreten door ratten zodat we besloten dit maar vers te vangen en direct op te eten en niet meer af te nemen.
Intussen was het zaterdag en zouden we gaan duiken met een Spaans stel dat duiken regelde in de omgeving van Gizo. Het weer was een beetje slechter geworden en dus een goede dag om te gaan duiken. We hadden om 09.00 afgesproken en ze waren er om 09.10. Tja, wat kan ik zeggen ze zijn tenslotte wel Spaans en dus iets te laat. We voeren met ze naar de eerste duikstek. Het was een passage waar twee stromen elkaar ontmoeten waardoor er veel voedsel in het water zat. Hierdoor stikte het hier van de vis. Ook zaten hier weer haaien. Al had Anna in het begin van onze reis haaien nog spannend gevonden intussen hadden we er zo veel gezien dat ook Anna er niet meer warm of koud van werd. Bij Matikuri had zelfs de huishaai regelmatig om ons heen gezwommen als we in het water aan het spelen waren. Een moment was zeer grappig, er waren toen locals die waarschijnlijk daarna dachten dat ik één of andere tovenaar was. De huishaai was intussen ergens anders gaan kijken maar Anna en ik hadden een enorme boomstronk gevonden die al tijden bij de steiger in het water lag. Het was ongeveer een 80 centimeter dik en de boom had een doorsnee gehad van een meter. De stronk was helemaal doorweekt van het water en bleef nog net drijven. Alleen dit wisten de locals niet. Toen we uit waren gespeeld ging ik op de stronk staan en zette zo hard ik kon af. Dit zorgde ervoor dat de laatste lucht uit de stronk verdween en hij afzonk naar de bodem van de oceaan. Nadat ik, “tadaa” had gezegd en wegzwom heb ik locals heel lang, heel verbaasd naar het water zien staren. Ik was natuurlijk zelf ook verbaasd maar goed ik wist wat er gebeurd was. De locals begrepen er geen biet van.
Nadat we uitgekeken waren in de passage gingen we tegen de stroom in weer naar boven voor onze safety stop welke altijd moet na een tijd duiken onder water. We konden weer aan boord klimmen maar besloten naar de plek te zwemmen waar we gingen lunchen. Na de lunch zouden we een duikje gaan doen bij een wrak uit de tweede wereldoorlog. Het was een Japans vrachtschip dat door de geallieerden was getorpedeerd. Het lag niet al te diep en was behoorlijk groot. De duikleider vertelde wat we zoal konden aan treffen in het schip. 
Op een bepaald moment zei hij dat er allemaal sakeflessen lagen in het voorste deel van het schip. Anna en ik reageerde tegelijkertijd met een ineens zeer geïnteresseerde, Oh..! Dat direct omsloeg in een teleurgestelde, Oh… Toen we te horen kregen dat ze allemaal leeg waren. We gingen het water in bij het midden van schip dat op zijn zij lag. Via de zij- en achterkant zijn we via de schroef en dan de bovenkant naar de het voorste cargohole gegaan. Hier zat een enorm gat van de torpedo. Via dit gat zijn we het schip in en weer uit gegaan. Overal waren nog objecten te zien die deden herinneren aan die tijd. Na een uurtje gingen we weer naar boven. Het weer was intussen omgeslagen en zou de daarop volgende dagen niet beter worden.
                Het weer was omgeslagen van zo nu en dan een buitje naar een echte moesson. Bij Vanuatu en Australië was een cycloon gaande en wij kregen de uitlopers daarvan. Die dag zouden we naar Fat Boys gaan er we zouden opgehaald worden om 11.00 uur. Om 10.30 waren ze er al om ons op te halen. We besloten nog even te wachten tot de ergste regen over was en begonnen toen onze tocht naar Fat Boys. Hier aangekomen bleken we weer de enige toeristen te zijn. Vroeger was Fat Boys de place to be, maar dat was allemaal voorbij. De vorige managers waren hun eigen beste klanten geweest en het was behoorlijk afgetakeld.
Sinds een week hadden ze een nieuwe manager die boel weer op poten moest krijgen. Gelukkig maar want daardoor hadden we in ieder geval elektriciteit en warm water. Warm water, dat was de eerste keer in de Solomons. Gelukkig maar want de volgende dag werd ik wakker met koorts. Het moest er een keertje van komen met al dat ongedierte hier. Na een dag op bed voelde ik me al een stuk beter. In Fat Boys was niet zoveel te doen en het weer hield ook niet over. Daarnaast voelde ik me niet goed genoeg om iets te ondernemen dus hebben we het er twee dagen van genomen. We hadden uitzicht op Kennedy Island. Dit was het eiland waar president Kennedy in tweede wereldoorlog zich een paar dagen verscholen heeft gehouden voor de Jappen die zijn boot hadden geramd en naar de kelder hadden gejaagd. Hij heeft in zijn hele leven nog een kokosnoot bewaard die hij gevonden had op dit eiland om te overleven. Deze heeft tijdens zijn presidentschap ook altijd op zijn bureau gelegen in de Oval-Office en is nu te zien in het museum dat aan hem gewijd is, in Washington geloof ik.
                Na ons verblijf in Fat Boys was het weer tijd om terug te gaan naar Honiara. Met Solomon Airlines. Het vliegtuig zou gaan 16.15, de dag van te voren hoorden we dat het vliegtuig zou gaan om 15.05.
Om 16.45 stapten we in het vliegtuig dat werd bestuurd door een blank meisje van rond de 16, dat was ze natuurlijk niet maar zo zag ze er wel uit. Het werd ook al snel duidelijk dat het een lesvlucht was. Zij was dan wel gezagvoerder maar de copiloot keek er op toe of ze alles wel goed deed. En dat deed ze, nog niet eerder in de Solomon werd er een vlucht zo goed gevlogen. We vlogen na 15 minuten over Seghe om na een uur boven Guadalcanal te vliegen. Hier zagen we dat de cycloon hier behoorlijk had huisgehouden. Alles was overstroomd. De piloten gooide zelfs het vliegtuig scheef om eens goed te zien wat er allemaal overstroomd was. De oceaan was ook niet langer blauw meer maar had meer de kleur van de Noordzee door al het water uit de rivieren. Een meisje dat naast ons zat vond dit scheefhangen allemaal niet zo leuk. Ze zat al te trillen als een rietje sinds we opgestegen waren.
Na de beste en de zachtste landing ooit namen we de taxi naar ons hotel in Honiara. Van onze chauffeur hoorde wel al dat Air Pacific niet kon vliegen vanwege de cycloon. Aangekomen in ons hotel werd dit bevestigd door de enorme hoeveelheid mensen die zich in het hotel bevonden dat normaal alleen door expats en een verdwaalde toerist bezocht werd. We konden gelukkig nog een kamer krijgen en hebben deze genomen.
Overmorgen gaat onze vlucht naar Fiji, er schijnt weer een cycloon in aanbouw te zijn bij Fiji. Eens kijken of Air Pacific voor ons nog een paar dagen wil betalen in King Solomon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten